Noem tegenwoordig de walvisvaart en menigeen zal negatief of walgend reageren. Niet dat walvissen aaibaar zijn, maar 'het kan niet meer'.
Wat iedereen vergeet, is dat een deel van de welvaart van ons land afkomstig is van de jacht op walvissen. Vanaf de zeventiende eeuw werd de walvisvaart in de Noordelijke IJszee door Nederlanders grootschalig aangepakt. Het loonde zelfs om op Spitsbergen een nederzetting te stichten met de naam Smeerenburg. Al rond 1670 waren bij Spitsbergen zo weinig walvissen over dat schepen moesten uitwijken naar andere polaire gebieden. De winsten liepen daardoor scherp terug en Nederland stopte uiteindelijk maar met de jacht op walvissen.
De gevolgen van de Tweede Wereldoorlog zorgden echter voor een herstart van de walvisvaart. De bezetters hadden de veestapel weggevoerd om de Duitse militaire magen te kunnen vullen. Daardoor was er in ons land een groot gebrek aan dierlijke vetten. Die waren nodig voor de productie van margarine. De oplossing lag voor de hand: herstart de walvisvaart.
De Nederlandse regering kocht een Zweedse tanker en liet deze ombouwen tot de Willem Barendsz (10.635 BRT), een moeder- en fabrieksschip voor de verwerking van walvissen die door de jagers (wendbare scheepjes) werden gevangen. De walvisvaart in de wateren rondom de Zuidpool bleek een succes en dat leidde in 1951 tot de bouw van de Willem Barendsz II (26.830 BRT). De oorspronkelijke Willem Barendsz werd hernoemd tot Bloemendael en werd wederom herbouwd tot een tanker, bestemd voor de bevoorrading van het nieuwe moederschip.
'De traanjagers' is een eerste poging tot geschiedschrijving van de walvisvangst in de 20e-eeuwse Antarctische regio, gezien door de lens van de auteur. Breteler woont in Moddergat, een plaatsje in de gemeente Noardeast-Fryslân en werkte af en toe in het café 'De Bûnte Bok (voorheen 'De Albatros') in het nabijgelegen Lioessens. Daar bevond zich een muurschildering met een afbeelding van de walvisvaart. Dat was het begin van haar zoektocht naar de verhalen van die naoorlogse activiteit.
Wat 'De traanjagers' van meer academische boeken onderscheidt, is de manier waarop het historische feiten verweeft met persoonlijke verhalen. Anne-Goaitske Breteler beschrijft het verhaal met gevoel en mededogen.
Door middel van gesprekken met nog levende walvisjagers, nu allemaal ver in de 80, biedt Breteler een verslag van een vervlogen tijdperk. Tegelijkertijd schijnt ze eindelijk een licht op een industrie die het sociaal-economische landschap van kustgemeenschappen heeft gevormd. Het boek is een eerbetoon aan de menselijke veerkracht en de complexe, voortdurend veranderderende relatie tussen mens en natuur.
Af en toe heb je echter de indruk dat het boek nog wat meisjesachtig geschreven is, alsof Anne-Goaitske Breteler nog wat te weinig kennis over het onderwerp had vergaard of nog te weinig levenservaring had.
'De traanjagers' is een waardevolle aanvulling op de literatuur over de walvisvangst en een ontroerend eerbetoon aan de onbezongen helden van de Antarctische zeeën. Tegelijkertijd is het boek noodzakelijk omdat het een vergeten (of zelfs verdrongen) deel van onze vaderlandse geschiedenis belicht.
Extra: Deze recensie is op 22 november 2024 ook verschenen in de regionaal verschijnende Harlinger Courant.
Extra: De recensie van Anne-Goaitske Breteler's 'De laatste dagen van de dorpsgek' is hier te lezen.
'De traanjagers' van Anne-Goaitske Breteler is uitgegeven door AUP en is verkrijgbaar bij je plaatselijke boekhandel of via hier bij bol.com.
No comments:
Post a Comment